Grote brand in Eemnes!
Meer dan een eeuw geleden, om precies te zijn op 10 juni 1885, voltrok zich een ramp in Eemnes met grote gevolgen voor veel inwoners. Op die dag ontstond er brand in de woning Wakkerendijk 21-23, voorheen café Staal, met fatale gevolgen voor een aantal omliggende woningen. De wind moet op die dag zo hevig zijn geweest, dat de vonken over de Vaart en de haven heen waaiden. Vanwege deze sterke wind werden naast deze woning nog drie omliggende panden verbrand.
De toenmalig waarnemend burgemeester van Eemnes, Ruth van ’t Klooster, schreef hierover op 11 juni 1885 aan de Commissaris van de Koningin in de provincie Utrecht: ‘Ik heb de eer u te berichten, dat gisterenmiddag omstreeks half vier in eene schuur, staande bij de woning van Wouter Hagen, timmerman te Eemnes-Buiten, eene felle brand is uitgebroken; ook vier belendende woningen zijn mede in den asch gelegd. Volgens informatie zijn de gebouwen tegen brandschade verzekerd doch geen der aanwezige meubelen, die gedeeltelijk verbrand zijn, waren geassureerd. De brand is vermoedelijk ontstaan door een jongetje van 6 jaren, die in de schuur met lucifers speelde’.
Uit de verdere informatie blijkt dat het huis werd bewoond door tenminste 2 gezinnen. Allereerst woonde daar Wouter Hagen Corneliszoon, ook wel genoemd Wouter Schepie. Hij was als kastelein de baas van het daar gevestigde café.
Daarnaast woonde er ook het gezin van zijn neef Wouter Hagen Woutzoon, ook wel genoemd Lange Wout. Hij was timmerman en in zijn werkplaats zou de brand zijn ontstaan. Gezegd werd dat één van kinderen met natte sokken uit de polder was thuisgekomen. Toen het jochie een vuurtje maakte om zijn sokken te drogen, zou het mis zijn gegaan..

Ondanks de inzet van de eigen brandweer en die van Baarn en Laren sloeg de brand naast de schuur en woning over naar het pand Wakkerendijk 17-19. Daar woonde Griet Hoefsloot, met haar 2 kinderen. Voorts nummer 25, het huis van Cornelis Dop, de latere havenmeester. Ook verbrandde het pand nr. 27/29, dat stond aan de andere zijde bij de haven, waar destijds bakker Dirk Steenbeek woonde en zijn beroep uitoefende.
Gelukkig kon op tijd de in de haven aangemeerde schepen worden los-gemaakt en weggevaren.
Na deze brand bleek dat de getroffen gezinnen door de verzekering beperkt schadeloos werden gesteld en hier grotendeel zelf voor opdraaiden. Om die reden werd spontaan een commissie gevormd om gelden in te zamelen voor de getroffenen. Dat de inzameling succesvol was bleek uit een artikel in de krant van 11 juli 1885: ‘De commissie die onlangs een beroep deed op uwe liefdadigheid kan mededeelen, dat eene som van f 1286,78½ ontvangen is. Deze gelden zijn zo billijk mogelijk verdeeld. Den gevers brengen wij hiervoor onze innigen dank’. Later zijn de woningen weer opgebouwd en ontstond de situatie zoals we die nu nog kennen.